Jan Smelik
Geachte mevrouw Bussemaker,
Donderdag jongstleden was ik als actieve en betrokken burger aanwezig op de jaarlijkse conferentie van de RVS te Den Haag. Deze ging over nieuwe uitdagingen op het snijvlak van volksgezondheid, zorg en samenleving. Eén van de thema’s betrof de gezondheidsverschillen tussen mensen in ons land, met name die tussen hoog- en laagopgeleide mensen.
Bij de door u gemodereerde werksessie over het thema gezondheidsverschillen was een behoorlijk aantal zorgbobo’s aanwezig die enthousiast in discussie gingen, beroepspraters onder elkaar zeg maar. Er werden best zinnige dingen gezegd, bijvoorbeeld door Machteld Huber [1], maar algemeen werd het heil verwacht van het systeem. Als professionals nu maar beter gingen samenwerken, eenvoudiger taal zouden gebruiken en oog kregen voor de mens achter de patiënt. En zo meer. Maar ik vraag me dan af: hoe dan? Waarom doen ze dat niet nu al?
Binnen dit verbale bobogeweld is het mij niet gelukt om mijn zegje te doen, dus doe ik dat via deze open brief.
De zorg in Nederland is van hoge kwaliteit, maar de organisatie ervan is niet duurzaam. Vanwege een toenemend aantal kwetsbaren met meervoudige complexe zorgvragen en oplopende personeelstekorten loopt de betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit gevaar. Ons stelsel loopt vast. Iedereen weet het, maar niemand weet de oplossing.
Tegelijkertijd voldoet het aanbod ook nu al kwalitatief niet meer. In 2018 constateerde de Nationale Ombudsman dat het huidige zorgsysteem is ontworpen vanuit de verwachting dat instanties vraaggerichter, verantwoordelijker en efficiënter zouden gaan werken. Drie jaar na de transitie in het zorgdomein is van deze ambitie nog weinig terecht gekomen. Instanties voeren eigen regelingen uit en werken binnen eigen kaders. Het perspectief van de burger ontbreekt, en daardoor het gevoel van urgentie om de oorzaken van zorgvragen integraal aan te pakken en op te lossen. Er heeft een vervreemding plaatsgevonden tussen systemen en burgers. Professionals en ambtenaren in deze systemen hebben steeds meer gespecialiseerde taken, steeds minder persoonlijke binding met hun werkomgeving en verschijnen en verdwijnen om de haverklap. Bovendien laten zij hun protocollen en procedures prevaleren boven wat er echt nodig is. Een groot deel van de kosten van onze zorgstelsel wordt besteed aan het praten over en regelen van de zorg, in plaats het uitvoeren, of beter nog: het voorkómen ervan. Uw jaarconferentie was hier ook een voorbeeld van.
De gefragmenteerde bekostiging van zorg via gemeente, zorgverzekeraar en zorgkantoor komt pas bij de burger bij elkaar. Daar moeten alle touwtjes aan elkaar geknoopt worden, in een vaak kwetsbare situatie. Onze manier van organiseren, ingegeven door de utopische doctrine van de participatiesamenleving, waarbij iedereen geacht wordt zijn eigen boontjes te doppen in een stelsel dat grote kenmerken heeft van een doolhof, leidt tot een steeds duidelijker wordende tweedeling in de samenleving, die tussen de cans en cannots. [2] Maar die kloof moest toch juist kleiner worden?
Wordt het niet eens tijd dat we erkennen dat de oplossing van het probleem niet voortkomt uit het systeem dat de problemen mede heeft veroorzaakt, of in elk geval in stand houdt? De oplossing voor onze samenleving is niet meer zorg, maar juist minder zorg.
Terwijl de overheid en de koepels praten over de problemen is intussen een stille revolutie aan de gang. Op honderden plekken in ons land zorgen burgers zelf voor het welzijn, de ondersteuning en soms voor de basiszorg voor hun kwetsbare buurtbewoners. Bewonerscollectieven nemen de verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid in hun dorp of (stads)wijk en de gezondheid van de inwoners door diensten rond ondersteuning, welzijn, zorg en wonen te coördineren en organiseren. Gedragen door idealen en een intrinsieke motivatie gaan zij met betrokkenheid, passie en pragmatisme aan de slag. Het lokale netwerk, zelfvertrouwen en zelfbewustzijn van betrokken bewoners, leidt tot nieuwe praktische oplossingen en een waarachtige verschuiving van zorg naar gezondheid. Bewoners organiseren met en voor elkaar vervoersdiensten, iPadcursussen, klusdiensten, dagbesteding, sociale eettafels, kookclubs, wandelgroepen, ontmoetingsplekken, thuiszorg, bewegen voor ouderen, mantelzorgondersteuning, zorgwoningen en wijkinformatiepunten. Ze noemen zich onder andere zorgcoöperaties, stadsdorpen, zorgzame dorpen of noaberzorgpunten. Daar waar bewoners aan de slag gaan komen ze ook steevast schrijnende situaties tegen van mensen die door het systeem volstrekt in de steek zijn gelaten.
Iedereen heeft het over de energietransitie, maar er is net zo goed een zorgtransitie nodig. Een omkering van de organisatie van zorg om de vaak sociale en aan leefstijl gerelateerde oorzaken van medische zorgvragen bij individuele burgers te verminderen. Met in gelijkwaardige samenwerking met actieve burgers georganiseerde geïntegreerde zorg en ondersteuning, dicht bij de mensen. Met triple aim contracten, waarbij de besparingen weer lokaal kunnen worden ingezet om de positieve gezondheid verder te verbeteren. Alleen zo kunnen we de vicieuze cirkel doorbreken.
U noemde donderdag de bewonerscollectieven in uw openingsrede in een bijzin. Maar dit doet geen recht aan het belang van de actieve bewoners voor de toekomst van onze zorg. Bewonersinitiatieven worden zeker gewaardeerd, maar eerder doodgeknuffeld dan dat zij als serieuze oplossing voor onze problemen worden gezien. Mijn oproep aan uw Raad is om de systeemoplossingen maar even te laten voor wat ze zijn, namelijk dweilen met de kraan open, en zich te gaan richten op wat er in wijken en dorpen bloeit.
Als al die pakweg 200 hoogopgeleide mensen die donderdag bij uw jaarconferentie aanwezig waren nu eens stopten met praten en in hun eigen wijk aan de slag gingen, dan zouden we een enorme stap in de goede richting nemen. Ik nodig uw Raad bij deze uit om binnenkort op werkbezoek te komen in Austerlitz en met eigen ogen te zien hoe dit werkt.
Hoogachtend,
Jan Smelik
(Secretaris van Coöperatie Austerlitz Zorgt)
[1] Machteld suggereerde dat de RVS de invloed van een eventuele invoering van het basisinkomen op de gezondheidsverschillen zou onderzoeken. Voorwaar een prima idee!
[2] De terminologie is van Kim Putters, die het aantal mensen dat niet meekan in de samenleving schat op circa 30%.