De onderzoekers Peter Groenewegen (Nivel en Universiteit Utrecht) en Thijs van der Knaap (indertijd stagiair Nivel) veronderstelden dat drie aspecten de opkomst van een bewonersinitiatief kunnen verklaren: de afwezigheid van zorg of gebrekkige aansluiting van het zorgaanbod op de behoeften van de bevolking, de capaciteit om tot gezamenlijke actie te komen om daar iets aan te doen en de beschikbaarheid van voorbeelden van hoe er iets aan gedaan kan worden.
Allereerst wordt duidelijk dat bewonersinitiatieven niet alleen opkomen in plattelandsgebieden maar ook in de grote steden. Op het platteland zijn andere factoren van invloed bij de opkomst van een initiatief dan in de grote stad. In de steden zijn er eerder bewonerscollectieven als de bevolking van een buurt groter is, de sociaaleconomische status van buurten hoger is, er meer mensen met een migratie-achtergrond wonen (wat wellicht wijst op gebrekkige aansluiting van zorgbehoefte en beschikbaar aanbod), de opleiding van de bevolking gemiddeld hoger is en er meer ‘jong gepensioneerden’ (65-75 jaar) wonen (wat kan wijzen op meer capaciteit om gezamenlijk initiatief te nemen). Op het platteland lijkt de afstand tot voorzieningen een rol te spelen. Een grotere afstand tot middelbare scholen gaat samen met de aanwezigheid van bewonerscollectieven. Op het platteland gaan ook de sociale samenhang en het percentage mensen dat zich katholiek noemt, samen met de aanwezigheid van burgerinitiatieven. Het feit dat bewonerscollectieven vaak in de buurt van elkaar zitten, kan erop wijzen dat mensen ideeën opdoen bij initiatieven in de omgeving.
Regionale netwerken van bewonerscollectieven zijn nuttig omdat hierdoor de verspreiding van initiatieven kan worden bevorderd. Tevens is het belangrijk om bewonerscollectieven die starten in gebieden waar nog niet veel initiatieven zijn, extra te ondersteunen. Ze kunnen dienen als voorbeeld voor anderen en zo het ontstaan van bewonersinitiatieven stimuleren in een regio waar er nog niet veel zijn.
Nivel, Vilans en NLZVE, het landelijk netwerk van bewonersinitiatieven, hebben de krachten gebundeld om dit onderzoek uit te voeren. Sinds 2014 inventariseerde Vilans samen met het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen en Zorg en later ook NLZVE de opkomst van bewonersinitiatieven. In 2017 nam Nivel het initiatief om op basis van deze inventarisatie en aanvullende gegevens op postcodeniveau de spreiding van initiatieven over ons land verder te onderzoeken.
Jan Smelik, algemeen coördinator van NLZVE: “De verschillen tussen steden en platteland herken ik. In kleine kernen komen de initiatieven vaak voort uit schaarste van voorzieningen, in grote steden is de aanleiding vooral het gebrek aan coördinatie van de (vele) voorzieningen. Maar in het algemeen zijn bewonersinitiatieven zoals zorgcoöperaties in toenemende mate van belang om de zorg voor kwetsbare mensen toegankelijk en betaalbaar te houden.” Floor de Jong, indertijd als senior onderzoeker bij Vilans ook betrokken bij het onderzoek: “Hoewel niet alle veronderstellingen worden bevestigd, leren we er wel veel van.”
Bron: Van der Knaap T, Smelik J, De Jong F, Spreeuwenberg P, Groenewegen PP: Citizens’ initiatives for care and welfare in the Netherlands: an ecological analysis. BMC Public Health 2019 https://rdcu.be/bU6Pz